Corona, week 3

Een ziekenhuis is als een bijenkorf. Vele kamers en nog meer mensen. Mensen in witte uniformen, het geluid van rubber zolen op het linoleum. Patiënten in hun bedden, bezoekers brengen kleur net als de bloemen en kaarten aan de wand. Maar er zijn geen bezoekers, al weken niet.

Een man ligt stil in bed, met zijn rug naar de deur. Naast hem twee lege bedden van waaruit mensen zijn ontslagen, zijn gaan douchen, toiletteren of misschien gestorven zijn, hij weet het niet. De huid van de man heeft een gele gloed, het lijkt alsof hij is ingekleurd. Zijn ogen zijn open, hij kijkt naar het raam. Maar meer dan de grijze lucht ziet hij niet, daarvoor is het kozijn net iets te hoog. Telkens als zijn ogen iets omlaag zakken ketst zijn blik af tegen de muur en de vensterbank. Op de vensterbank een lege vaas.

In een kamer aan de aan de andere kant van de gang, ligt een vrouw. Haar handen zijn gevouwen en rusten op de gele sprei, ze heeft haar ogen gesloten. Haar bloemetjesnachthemd is vaak gewassen en heeft z’n kleur verloren. De uiteinden van haar korte haren verraden dat ze, niet lang voordat ze in het ziekenhuis belande, door een kapper zijn gekruld en gekleurd. Haar uitgroei is lichtgrijs, haast zilver. Zo nu en dan dept ze haar gezicht met een zakdoek gedrenkt in Eau de Cologne, 4711. De kamer geurt ernaar. Op haar nachtkastje een telefoon, ze weet niet hoe hij werkt maar gelukkig maakt de zuster zo nu en dan tijd voor haar, zodat ze met haar kinderen en kleinkinderen kan beeldbellen.

Een foto is een verstild beeld, zonder geur of geluid, zonder voor of na. Een foto kun je interpreteren, je hoeft er niet bij te zijn geweest. Sommige foto’s vertellen een verhaal. Andere roepen vragen op. Maar er zijn foto’s die nooit gemaakt zijn maar waar je wel naar kunt verlangen. Beelden die ontstaan in je brein, door een verhaal dat je verteld is. Een herinnering lijkt soms op een foto. En nu leven we in een tijd waarin veel herinneringen niet gemaakt worden. Een tijd waarin we, wij die thuis zitten te wachten tot het voorbij is, die het goed hebben en toekijken vanaf de zijlijn, ons proberen voorstellen hoe het is.

Een zieke oude man, iemands vader, man, opa en vriend. Vloog met een helikopter naar de andere kant van het land omdat daar een bed voor hem vrij was. Een bed dat hem kansen bood om terug te keren naar zijn eigen leven. Maar het mocht niet baten, hij stierf daar, zonder afscheidskus. Hij is daar ook gecremeerd, zonder dat iemand die van hem hield, erbij kon zijn. In zijn pyjama, met in een tas een stapel schone onderbroeken en hemden en sokken. De tas reist terug naar huis, over een bijna lege snelweg, om aangenomen te worden door een vrouw. Boven op hun bed pakt ze de tas uit en dan ziet ze welke pyjama mist.

Terwijl buiten de bomen langzaam groen worden en de tulpen en narcissen bloeien. Mensen verlangen naar buiten, naar de zon en naar elkaar. Moeders klagen over huiswerk maken. Niemand praat over het weer maar iedereen ziet het, is jaloers op de konijnen en de vogels die nu ongestoord hun gang gaan, niet gestoord door enige angst, huiswerk of verdriet.

Voor deze blog ben ik geïnspireerd door de podcast met Manu Keirse met Thijs Lindhout (100% Inspiratie Podcast nummer 168) en door verhalen die ik hoorde.

‘Wat is sterven anders, dan verhuizen van de buitenwereld naar het hart van iedereen die van je heeft gehouden.’ Rouwexpert Manu Keirse