Het Centraal Station van Rotterdam. Het is dinsdag, nog donker maar als ik het tunneltje uitfiets, word ik verrast door de duizenden lichtjes op het Groothandelsgebouw. Het is een prachtig gezicht en ik voel een kinderlijke blijdschap, ik lach en voel de kou tegen mijn tanden. Mijn ogen vinden die van een tegemoetkomende fietser, ook hij lacht zijn tanden naar me bloot. Deze dag lacht me toe. In gedachten zie ik mezelf fietsen. Duidelijk een moeder want achterop de troon van Rijk, hoge hakken want ik draag vandaag mijn nieuwe laarzen en een witte blouse, ik voel me goed. Ik wil blijven lachen, het voelt zo fijn. Telkens als mijn mondhoeken zakken trek ik ze snel weer op. Wie weet hebben zij nu ook een fijne start van hun dag. Deze gedachte maakt me nog blijer.
Bijna vergeet ik welke week het is, welke dag het is, wat er allemaal speelt om mij heen. Heel even maar. Dan ben ik verrast dat ik me ondanks da,t zo intens gelukkig voel en warm van binnen. Vandaag is de sterfdag van opa, ik heb hem al ruim 12 jaar niet gezien of gesproken, althans niet fysiek. In gedachten is hij er heel vaak en vertel ik hem alles. Terwijl ik aan opa denk zie ik twee duiven scharrelen op de Westersingel, onder de oude boom waarvan de takken aan de stam zijn vastgehangen met stalen kabels. Duiven herinneren mij altijd aan opa, ik groet ze en zeg opa dat ik van hem hou.
In de nacht van zondag op maandag is onze buurman overleden, zijn zoon en vrouw laat hij achter. Twee lieve mensen die samen en alleen achterblijven na een intense tijd van zorgen en hopen. Ik kan me niet voorstellen hoe dat moet zijn, ik beeld me in een mix van opluchting en groots verdriet, ik heb geen idee. Nadat ik hoorde van zijn overlijden vertrok ik naar het Erasmus MC voor mijn CT-scan, de laatste keer is alweer een dik half jaar geleden. Als ik het vertel aan de buurvrouw als ze vraagt waar ik heen ga, voel ik dat ik het af wil doen met ‘komt wel goed.’ Er is in deze bubbel van verdriet geen ruimte voor mijn mogelijke kankertoekomst. Dit is haar verdriet, haar tijd en ik gun haar die ruimte, daar hoor ik alleen bij als buurvrouw, dat is mijn rol.
Kristel vergezelde mij spontaan naar het hospitaal, dat was fijn. Tussen de zwijgende mensen met mondkapjes bespraken wij onze levens, de Carolasituatie in de wereld en we lachten dat ik mijn nieuwe laarsjes had aangetrokken naar het ziekenhuis. Dat ik hier in vol ornaat verscheen, met make up, netje haartjes en hoge hakjes. Het afdoen van mijn juwelen heeft anderen zeker extra wachttijd opgeleverd. We lachen en ik ben blij dat ze er is. Ik doe gezond en dus doe ik wat gezonde mensen doen.
Toen ik thuiskwam stond ik voor het raam van mijn woonkamer, nog half op mijn fiets met troon. Harm zat aan de eettafel achter zijn computer, de jongens speelden Super Mario op de nieuwe spelcomputer. Ik stelde me voor dat het zo ook is als ik dood ben, dat ik dan buiten sta en toekijk hoe mijn leven verder gaat, maar zonder mij. ‘Laat me hier nog blijven God, alsjeblieft, dit zijn mijn lievelingsmensen.’ Ik zei de woorden hardop, een paar keer en was toen blij dat ik gewoon naar binnen kon gaan en ze allemaal kuste, extra lang en hard. Zij hadden geen idee, sprongen door mij in een ravijn, namen me dat kwalijk en dat was prima.
Na de scan begint altijd de achtbaan van emoties. De uitvaart top 100 bood uitkomst. Even huilen, lekker die tranen te laten stromen, gierend uithalen en dan vloeken. ‘Ik ben gvd veel te jong om te sterven! Mijn kinderen hebben een moeder nodig vieze vuile teringkanker dat je er bent!’ Dat huil ik onder de douche zo nu en dan, ondersteunt door Spotifies huilporno, in dit geval Eddie Vedder.
Maar vanochtend fiets ik door de stad, op weg naar mijn werk, net als al die andere mensen. Op kantoor zijn Naomi en Ingrid. Ingrid was gisteren jarig en vandaag vieren we dat, ik heb er zin in. We draaien verjaardagsmuziek, eten gebak en lachen. Deze vrouwen maken me blij, we doen samen het werk en elke dag opnieuw heb ik zin om hiernaar toe te gaan. Vanuit het raam zie ik de schepen in de Veerhaven, de bomen en de bankjes waar we deze zomer onze lunch opaten. Wie weet doen we dat volgende zomer gewoon weer, ik hoop het zo.